Rob van Trier wil het Tilburgse licht vangen

| Sanne Leenders

Hij is een echte Tilburger en internationale kunstenaar. Rob van Trier reist de wereld over om zijn dromen te verwezenlijken. Zijn kunst hangt bij menige grote namen aan de wand en toch komt hij altijd weer thuis in Tilburg. ‘Het is Tilburgs eigen. We komen heel graag thuis. Dat thuiskomen doe ik het liefst met heel veel bagage en kunst om aan iedereen te laten zien dat er veel meer is op deze wereld. Dat haal je naar je stad, vind ik. We komen allemaal weer thuis.’
Foto: Camiel Donders

Maak kennis met Rob van Trier. In 1957 geboren in Jeruzalem. Nee, niet in Israël, maar de wijk aan de mooie Piushaven. In Tilburg is Rob getogen, maar ook zeker gevormd. Want dit is de stad waar hij zijn eerste kunstwerk maakte. Rob verhuisde binnen Tilburg vaak. ‘De Poststraat, Telefoonstraat en uiteindelijk vlakbij de Westermarkt. Daar ben ik eigenlijk begonnen.’ Zijn passie nam hij overal met zich mee. ‘Ik wilde al heel lang schilderen. Ik had natuurlijk al wel veel getekend en ik nam, tot ergernis van mijn vader, dode beesten mee naar huis van de straten. Of ik ging naar de markt om dode vissen te halen. Die ging ik dan natekenen. Ik wilde het echt onder de knie krijgen.’

Een klein jongetje met een droom
Toen zijn vader Rob 10 gulden gaf om nieuwe scheerkoppen te halen bij de Vendex bedacht Rob zich slechts één keer. Die scheerkoppen werden nooit gekocht, de eerste tubes verf wel. ‘Het was natuurlijk uitstel van executie toen ik thuiskwam en mijn vader vroeg naar de scheerkoppen. Bij thuiskomst heb ik snel een paar tubes gepakt, opengemaakt en beetje uitgeknepen. Dan kon ik ze tenminste niet meer terugbrengen.’ Eenmaal de grote biecht gedaan moest Rob naar boven, maar dat was voor hem natuurlijk geen straf! ‘Ik ben toen echt gaan schilderen als een gek. Niet op doeken, maar gewoon op oude planken vanuit containers.’ 

‘Ik doe het zelf wel. En zo is het gekomen’
Om die droom van kunstenaar te verwezenlijken ging Rob studeren. Dat ging helaas niet helemaal zoals gepland. ‘Ik heb eigenlijk alle LTS’en (Lagere Technische Scholen) wel gehad in Tilburg. Overal werd ik afgeschopt. Tijdens de lessen kregen we hout en staal bewerken. Je hebt hier dan te maken met maten. Ik keek nooit naar maten. Ik had altijd het creatieve proces in mijn hoofd. In de draaibanken maakte ik beelden, ik maakte van alles. Uiteindelijk ben ik toch afgestudeerd en heb ik een schilders diploma gekregen als huisschilder.’ Rob wilde graag starten aan de kunstacademie. Toen dat niet lukte zei hij tegen zichzelf: ‘Ik doe het zelf wel.’

Het sprookje dat Robs doorbraak heet
Met zijn allerlaatste geld vertrok Rob naar de Provence. ‘Ik voelde dat daar iets ging gebeuren. Thuis zeiden ze dat ik gek was. Ik was toen nog getrouwd, de eerste kleine was opkomst en er was geen geld. Ik ben toen naar Zuid-Frankrijk vertrokken met heel veel bonje. Mijn moeder sponsorde mij door blikken tomatensoep mee te geven. Ik heb die dozen meegenomen, een spiritus brandertje en een tent van mijn zus die vol zat met gaten. In de Provence ben ik gaan schilderen. En daar waar ik al voelde dat er wat ging gebeuren, ben ik Amerikanen uit Texas tegengekomen. Zij wilden dat ik ging exposeren in Texas, Houston.’ Vanuit daar ontwikkelt dit geweldige verhaal zich langzaam tot een waar sprookje. 

Giorgio Armani, Ferrari en de Twin Towers
De werken van Rob kregen de aandacht die ze verdiend hadden. Zo exposeerde hij in Houston in het Contemporary Arts Museum, Baton Rouge en New Orleans. In New York heeft Rob geëxposeerd in een bankgebouw. Hier werden zijn werken verkocht aan de firma Fujitsu Siemens. ‘Zij zaten op de 80e verdieping in de Twin Towers. Die heb ik daar bezorgd. Helaas zijn al die werken nu dus weg.’ Rob is op uitnodiging van Tipton Golias in de Magnolia Rigde Plantation terecht gekomen. Daar verkocht hij maar liefst 45 exemplaren! ‘Dan heb je ineens contacten met Tipton’. Via hem kwam Rob in contact met onder andere Hotel Okura Amsterdam. Daar werden zijn schilderijen gezien door Bernard Fuge uit Parijs. In Parijs is hij zo weer in contact gekomen met Giorgio Armani. ‘Mijn werken hingen bij hem naast die van Salvardor Dalí, ja die waren in goed gezelschap. Op Armani volgde weer meneer Ferrari.’ Deze grote namen hielpen natuurlijk enorm bij het succes, maar uiteindelijk is de passie wat Rob van Trier een bekende naam heeft gemaakt. ‘Ik heb echt alles achtergelaten om er helemaal voor te gaan.’

‘Het begint altijd met een droom. En tot nu toe heb ik mijn droom iedere keer nog weten te verwezenlijken. Hoe dan ook. Of ik nu niet heb kunnen exposeren in het Empire State Building, maar wel in een bankgebouw in New York en dat je dan toch in de Twin Towers terecht komt.’

 

De kracht en de kwaststreek
Nu, alweer vele jaren later, keert Rob nog steeds terug naar onze stad. Dat hij nu werkt voor de grote der grootheden verandert aan hem helemaal niks. ‘Ik heb net meneer Armani ontmoet en stap daarna weer in de trein met mijn broodtrommel en thermofles. Voor mij is iedereen gelijk, echt.’ Hij is zo lekker gewoon gebleven, is dan bijna wat je zou zeggen. Een man met een groot hart, vol passie voor het vak. Een voorbeeld voor Rob is Vincent van Gogh. ‘Als je goed kijkt kon hij niet schilderen, maar hij heeft het zichzelf aangeleerd. Ik vind het zo gaaf als je niet opgeeft! Dat je alles als het ware bewandelt om het leren.’ Hoe hij zijn stijl zou omschrijven? ‘De kracht en de kwaststreek is wat mensen vaak opvalt. Ik schilder heel divers.’ Vogels, vrouwen en vormen. Dat zijn onderwerpen die vaak terugkomen in zijn schilderijen. Maar, je zult Rob nooit op gezette tijden of dagen te werk zien gaan. Hij schildert altijd spontaan. 

Wandelend schilderij
Rob van Trier lijkt in zijn verfoutfit wel een wandelend schilderij. Het zit vol met verf in allerlei kleuren en dat is zeker niet zonder reden. Rob vindt het belangrijk om het directe contact met het doek te behouden. ‘Ik neem nooit afstand van het doek. Ik wil altijd in gesprek blijven met mijn kwast en met het doek. Ik wil dus eigenlijk zo snel mogelijk mijn kwast schoonmaken en weer door. Ik ga dus ook niet even een lekker broodje eten tussendoor. Ik ga in een keer door.’ Zijn outfit moet het hierin dus ontgelden. Dat levert dan weer wel fraaie plaatjes op, zoals die hierboven.

Attention to De Pont museum!
Nou zou je denken dat een kunstenaar van deze allure toch zeker wel eens in De Pont museum in Tilburg heeft geëxposeerd. Helaas is niets minder waar. Rob vertelt: ‘De Pont museum was ooit op zoek naar internationale kunstenaars. Ik ging erheen en bood mezelf aan als internationaal kunstenaar. De Pont museum wilde dit niet doen.’ Daar laat Rob zich echter niet zomaar uit het veld slaan. ‘Zolang als ik heb geknokt om te zijn waar ik nu ben, zal ik het ooit voor elkaar krijgen om in De Pont museum te exposeren.’

Tilburgers zijn mauwers
‘Al zou iets nog zo perfect gedaan zijn, hebben we nog altijd iets te mauwen.’ Tilburgers zijn volgens Rob wél kunstliefhebbers, al willen ze eerst de mauwende kat het liefst uit de boom kijken. ‘In Tilburg gebeurt het vaak dat ze het eerst in een andere stad gaan bekijken en het dan vervolgens naar Tilburg willen halen. Dat werkt niet. Ik vind dat het hier geboren moet zijn en niet op een andere plek. Een heel klein voorbeeld hiervan is de toekomstige selfieplek op het Pieter Vreedeplein. Dat gebeurt al op zo veel plaatsen. Hier is niet waar het geboren is. Het heeft geen ziel.’

‘Tilburg wordt bijna altijd gebruikt als een springplank. Vincent van Gogh heeft hier zijn allereerste tekenlessen gehad. De eerste tekeningen zijn dan ook hier ontstaan. Wij zijn dus de bron. Hier begint het en in een keer vinden ze het in Amsterdam.’ Dat vindt Rob jammer. Toch voorziet Rob hierin een ommekeer. ‘Het is Tilburgs eigen: wij komen heel graag thuis. Eigenlijk zouden we dus een expositie moeten geven over het feit dat we thuiskomen.’

Zijn de meeste dromen bedrog?
Voor Rob in ieder geval niet. ‘Mijn dromen mogen ze mij niet ontnemen.’ Naast een expositie in De Pont museum staat het verwezenlijken van ‘De Treve Tower’ (De Trier Toren) ook hoog op het to-do-lijstje van Rob. ‘Ik wil het Tilburgse licht vangen.’ De toren is een soort spoel. ‘Als klein manneke heb ik spoelen gehad van mijn vader, dat waren spoelen die werden gebruikt in de textiel. Spoelen voor draad. Die spoelen hadden zo’n mooie vorm. Er zaten ook spoelen met gaten bij. Dat aardse vond ik zo gaaf! De lichtinval die je dan kunt krijgen in zo’n grote toren lijkt me fantastisch.’

Hoe ‘De Treve Tower’ eruit komt te zien? ‘Geblindeerde spiegels, zilver en goud, groter dan een kathedraal, met telkens een andere lichtinval op basis van de stand van de zon. Op deze manier kunnen bepaalde geboortes of jaartallen worden uitgelicht. Het geeft je het gevoel dat er nog zo veel meer is.’ Tot slot voegt Rob daar nog aan toe: ‘Dit komt vanuit eigen bodem, die selfiespot niet.’

 

Ongezouten mening van Tilburgers
​Binnen deze rubriek geven we creatieve Tilburgers een podium. Een Ticket to.. de uiting van hun ongezouten mening over de stad. Ben jij benieuwd wie er naast Rob van Trier nog meer iets te vertellen heeft over Tilburg? Lees dan ook eens deze interviews:

  • Chris Oomes: ‘Zwart-wit, veel contrast, met een verhaal of een knipoog’