“In Tilburg moet je voelen: hier is nog iets te doen, hier kunnen we nog experimenteren”
Carousel, gebruik pijltjestoetsen om te navigeren.
Tilburg is een stad in beweging. Een plek waar de rauwe randjes een sociaal hart omsluiten, en waar we in rap tempo vergroenen. Een open thuishaven voor makers, culturele vernieuwers en zinnenprikkelende niches. Tilburg is, kortom, een stad met karakter. Én eentje met karakters. Markante stadsbewoners die dat typische Tilburgse DNA in zich hebben en uitdragen. Voor de interviewreeks Stad met karakters gaan we in gesprek met zes onbetwiste Tilburgse pioniers. Aanpakkers, vooroplopers en smaakmakers van het eerste uur die Tilburg kleur geven.
Fotografie: Roos Pierson
Tilburg is rauw. Niet alleen de stad, maar vooral ook de mensen die de stad maken tot wat het is. Ons DNA in Tilburg is niet voor niets: ‘sociaal x experimenteel = creatie’. Perfect voorbeeld hiervan is de Hall of Fame. Een idee geboren uit creatieve drang, gerealiseerd door mensen, en verworden tot een inspirerende creatieve plek. Een van de geestesvaders van Hall of Fame, én allround verbinder, is Bob Caarels (42). Al meer dan 20 jaar brengt hij initiatieven en mensen bij elkaar en levert hij onversneden kunstmest aan de creatieve voedingsbodem van de stad. Tijd voor een goed gesprek met deze kleurrijke Tilburger.
Nooit ver weg
Bob heeft zich altijd bewogen in een driehoek rondom de Spoorzone Tilburg. Hij was vanaf zijn geboorte eigenlijk al voorbestemd om hier neer te strijken. "Ik ben op de wereld gekomen in de Zuid-Oosterstraat, toen verhuisd naar de Lovensestraat en uiteindelijk terecht gekomen in Park De Horion. Ik ben dus nooit verder dan 500 meter van deze plek af geweest. Ik ben een echte Tilburger, geboren en getogen. Als ik ooit moet verhuizen dan ga ik eerder naar een ander land dan naar een andere stad.”
We spreken Bob bij Stoom013, een oude roestige treinwagon die hij samen met compagnon Lukas Fikken heeft omgebouwd tot een smaakvolle horecazaak. De muziek waait zachtjes over het terras terwijl een gemengde groep jongeren in het zonnetje biertjes drinkt. Bob is gevestigd horecaondernemer en oprichter van Hall of Fame, maar twintig jaar geleden had jonge Bob Caarels dat zo niet bedacht, toen wilde hij gewoon lekker trommelen. “Ik zat vroeger in een percussiegroep. Daarmee gaven we optredens en workshops. We waren met die club altijd op zoek naar onze eigen plek, maar die konden we toen nergens vinden in Tilburg. Een van ons wilde een muziekstudio beginnen, de andere T-shirts drukken, we kenden de jongens van de skatehal en daar kwam nog een groep graffitispuiters en theatermakers bij. Toen dachten we: waarom hebben we geen plek waar we dit allemaal kunnen samenbrengen.” Die groepen klikten allemaal samen, en uit een jeugdige en idealistische energie werd een plaats geclaimd. In 2002 kraken ze aan de Ringbaan-West een oud zwembadgebouw en dopen dat om tot hun eigen ‘Hall of Fame’. Inmiddels is die Hall al drie keer verhuisd: van het zwembad naar de Hasseltse kerk, vervolgens naar de oude vormenfabriek en uiteindelijk naar de oude NS-werkplaats in de Spoorzone te Tilburg. Wat begon met een gekraakt zwembad groeide uiteindelijk uit tot een onmisbaar cultureel centrum in de Spoorzone: de Hall of Fame.
“Een rauwe plek als de Spoorzone heb je nodig,
als tegenhanger van alles wat opgepoetst wordt, het nieuwe.”
Experiment komt hier per spoor
Dat de Hall of Fame een prominente plek inneemt in de Spoorzone Tilburg is geen toeval. Grappig genoeg is de Spoorzone (daar waar vroeger het liefst zo min mogelijk van de gebaande paden afgeweken werd) de plek waar je het experimentele DNA van Tilburg het beste voelt. “Ik merk vanuit de gemeente dat ze het belangrijk vinden om plekken als de Hall of Fame en Spoorzone te behouden. Hall of Fame ligt midden in de stad, kostentechnisch was het veel slimmer geweest om dit naar een randgebied bij de ringbaan te duwen, maar ik vind het een toffe bestuurlijke keuze en een stukje erkenning dat we in het centrum liggen. En ik vind dat kunst ook een centrumfunctie heeft. Een rauwe plek als de Spoorzone heb je nodig, als tegenhanger van alles wat opgepoetst wordt; het nieuwe. Dat is een krachtenspel.”
In de Spoorzone Tilburg hebben naast Hall of Fame en Stoom013 meerder initiatieven kunnen floreren. Kleine ondernemers met een idee en de durf om te experimenteren. “Wat je hier ziet in de Spoorzone, dat is voor mij Tilburg, hier worden de kansen gepakt. Kijk naar Smeer ‘m, een bedrijfje dat hier is begonnen op een paar vierkante meter en nu catering doet voor LocHal en keigoed loopt. Of theater De Boemel, ook zo’n hele eigengereide plek. Daar zitten mensen achter die denken: niet bang zijn, kijken wat er kan, soms net buiten de lijntjes kleuren en dan het avontuur aangaan. Dit is voor mij de rauwheid van Tilburg.”
“Ik wil vooral zeggen tegen jonge makers: claim je plek”
Een samenleving in het klein
Hall of Fame voegt binnenkort een nieuw hoofdstuk toe aan hun rijke geschiedenis. Het gebouw staat nog in de stijgers, maar niet meer voor lang. In september gaan de deuren van het nieuwe gebouw open voor het publiek. Nieuw qua uiterlijk, maar in de kern nog steeds die rauwe plek waar mensen samenkomen om op ontdekkingstocht te gaan. Bob: “We zijn nog meer richting de kern gegaan van wat Hall of Fame is: ontmoeting. We willen ook echt een dagfunctie hebben hier. Een plek zijn waar mensen overdag binnen kunnen stappen voor een kunstprogramma, een expo, klein experiment of om te skaten en waar ze ’s avonds kunnen genieten van muziek.”
Die ontmoeting is volgens Bob essentieel. Zonder ontmoeting verdwijnt de menselijkheid. “We willen met Hall of Fame en Stoom013 een plek bieden waar je jezelf mag zijn. Maar ook waar mensen elkaar blijven zien en met elkaar praten. Het is meer dan een drankje doen. Het is vragen: Hoe gaat het met je?” Rauwheid gaat volgens Bob ook over eerlijkheid, elkaar in de ogen kijken, je op hetzelfde niveau bevinden. “De samenleving individualiseert en ik denk dat we daar verbroedering tegenover kunnen stellen. Hier bij Hall of Fame en Stoom013 heb ik daar invloed op. Als we kunnen laten zien dat het hier in het klein lukt, dan kan het in het groot ook.”
Fris maar niet minder rauw
Hall of Fame ziet er beter uit dan ooit tevoren. De muren zijn vers geverfd en alles is spik en span. Maar daarmee zijn ook de teksten op de muur verdwenen en de stickers op het toilet. Net als de binnenstad van Tilburg worden de rafelrandjes opgepoetst. Verdwijnt rauwheid met vernieuwing? Nee, aldus Bob. “Daar geloof ik niet in. Rauwheid zit ‘m in de mensen, wat er te zien en te doen is. Het gebouw is clean, maar dat betekent niet dat ons programma dat ook moet zijn. We kunnen hier het experiment opnieuw beginnen. Met een nieuw gebouw, een nieuwe periode ná corona. Dus ik wil vooral zeggen tegen jonge makers: claim je plek. Ga het experiment aan.”
Als voorbeeld haalt Bob beeldend kunstenaar Jesse Fischer aan, die toevallig een paar meter verderop koffie zit te drinken. “Jesse kwam als jong mannetje naar de Hall of Fame en tekende beestjes (die later stiekem overal in de stad oppopten). Hij heeft zich doorontwikkeld en hij hangt nu in het Brabants Museum. Dat is gekomen omdat hij voelde dat er ruimte was en wij hebben hem die ruimte geboden om dat verder te ontdekken. Dan denk ik: ja, cool.”
Vallen en opstaan
Rauwheid gaat volgens Bob nooit verdwijnen, en mag ook niet verdwijnen. “We hebben rauwheid nodig, andersdenkenden, niches, anders wordt alles een pot nat. Het mag schuren, je mag experimenteren, op jouw manier. Wij bieden het podium. Het hoeft niet meteen een succes te zijn, je hebt een plek nodig om te groeien, een voedingsbodem. Geef mensen de kans om te falen, we zijn allemaal groots geworden met vallen en opstaan.”
Volgens Bob durft Tilburg ook steeds meer risico’s te nemen. “Tilburg durft steeds meer een stad te zijn. Aan de andere kant houd ik ook van die underdogpositie, dat rauwe. Het hoeft niet allemaal af te zijn. Het moet niet te opgepoetst zijn. In Tilburg moet je voelen: hier is nog iets te doen, hier kunnen we nog experimenteren.”