“In Tilburg moet je voelen: hier is nog iets te doen, hier kunnen we nog experimenteren”

Tilburg is een stad in beweging. Een plek waar de rauwe randjes een sociaal hart omsluiten, en waar we in rap tempo vergroenen. Een open thuishaven voor makers, culturele vernieuwers en zinnenprikkelende niches. Tilburg is, kortom, een stad met karakter. Én eentje met karakters. Markante stadsbewoners die dat typische Tilburgse DNA in zich hebben en uitdragen. Voor de interviewreeks Stad met karakters gaan we in gesprek met zes onbetwiste Tilburgse pioniers. Aanpakkers, vooroplopers en smaakmakers van het eerste uur die Tilburg kleur geven.
Fotografie: Roos Pierson 

Tilburg is rauw. Niet alleen de stad, maar vooral ook de mensen die de stad maken tot wat het is. Perfect voorbeeld hiervan is de Hall of Fame. Een idee geboren uit creatieve drang, gerealiseerd door mensen, en verworden tot een inspirerende plek. Een van de geestesvaders van Hall of Fame, én allround verbinder, is Bob Caarels. Al meer dan 20 jaar brengt hij initiatieven en mensen bij elkaar en levert hij onversneden kunstmest aan de creatieve voedingsbodem van de stad.

Bouwen

We spreken Bob bij Stoom013, een oude roestige treinwagon die hij met Lukas Fikken heeft omgetoverd tot een karakteristieke koffie-borrel-snackplek. Bob Caarels is gevestigd horecaondernemer en oprichter van Hall of Fame, maar twintig jaar geleden had jonge Bob dat zo niet bedacht, toen wilde hij gewoon trommelen. ‘Ik zat vroeger in een percussiegroep genaamd Djembasic. Daarmee gaven we optredens en workshops. We waren met die club altijd op zoek naar onze eigen plek, maar die konden we toen nergens vinden in Tilburg. Een van ons wilde een muziekstudio beginnen, de andere T-shirts drukken, we kenden de jongens van de skatehal en daar kwam nog een groep graffitispuiters en theatermakers bij. Toen dachten we: waarom hebben we geen plek waar we dit allemaal kunnen samenbrengen.’ Die groepen klikten allemaal samen, en uit een jeugdige en idealistische energie werd een plaats geclaimd. In 2002 kraakten ze aan de Ringbaan-West een oud zwembadgebouw en doopten dat om tot hun eigen Hall of Fame. Inmiddels is die Hall al drie keer verhuisd: van het zwembad naar de Hasseltse kerk, vervolgens naar de oude vormenfabriek en uiteindelijk naar de oude NS-werkplaats in de Spoorzone. Wat begon met een gekraakt zwembad groeide uiteindelijk uit tot een onmisbaar cultureel centrum in de Spoorzone.’

“Een rauwe plek als de Spoorzone heb je nodig,
als tegenhanger van alles wat opgepoetst wordt, het nieuwe.”

Experiment komt hier per spoor

Dat de Hall of Fame een prominente plek inneemt in de Spoorzone is geen toeval. Dit rauwe gebied is bij uitstek de plek waar je het experimentele DNA van Tilburg kunt voelen. ‘Ik merk dat de gemeente het belangrijk vindt om plekken als de Hall of Fame en Spoorzone te behouden. Hall of Fame ligt midden in de stad, kostentechnisch was het veel slimmer geweest om dit naar een randgebied bij de ringbaan te duwen, maar ik vind het een toffe bestuurlijke keuze en een stukje erkenning dat we in het centrum liggen. Ik vind ook dat kunst een centrumfunctie heeft. Een rauwe plek als de Spoorzone heb je nodig, als tegenhanger van alles wat opgepoetst wordt; het nieuwe. Dat is een krachtenspel.’

In de Spoorzone hebben naast Hall of Fame en Stoom013 meerdere initiatieven kunnen floreren. Kleine ondernemers met een idee en de durf om te experimenteren. ‘Wat je hier ziet in de Spoorzone, dat is voor mij Tilburg, hier worden de kansen gepakt. Kijk naar Smeer ‘m, een bedrijfje dat is begonnen op een paar vierkante meter en nu catering doet voor LocHal en keigoed loopt. Of Theater De Boemel, ook zo’n hele eigengereide plek. Daar zitten mensen achter die denken: niet bang zijn, kijken wat er kan, soms net buiten de lijntjes kleuren en dan het avontuur aangaan. Dit is voor mij de rauwheid van Tilburg.’

“Ik wil vooral zeggen tegen jonge makers: claim je plek”

Een samenleving in het klein

Hall of Fame voegt nu een nieuw hoofdstuk toe aan hun geschiedenis. Een nieuw gebouw met nieuwe kansen. Nieuw qua uiterlijk, maar in de kern nog steeds die rauwe plek waar mensen samenkomen om op ontdekkingstocht te gaan.‘We zijn nog meer richting de kern gegaan van wat Hall of Fame is: ontmoeting,’ vertelt Bob. ‘We vervullen een dagfunctie hier en dat is wat we altijd gewild hebben. Een plek waar mensen overdag binnen kunnen stappen voor een kunstprogramma, een expo, klein experiment of om te skaten en waar ze ’s avonds kunnen genieten van muziek.’

Die ontmoeting is volgens Bob essentieel. Zonder ontmoeting verdwijnt de menselijkheid. ‘We willen met Hall of Fame en Stoom013 een plek bieden waar je jezelf mag zijn. Maar ook waar mensen elkaar blijven zien en met elkaar praten. Het is meer dan een drankje doen. Het is vragen: Hoe gaat het met je?’ Rauwheid gaat volgens Bob namelijk ook over eerlijkheid, elkaar in de ogen kijken, je op hetzelfde niveau bevinden. ‘De samenleving individualiseert en ik denk dat we daar verbroedering tegenover kunnen stellen. Hier bij Hall of Fame en Stoom013 heb ik daar invloed op. Als we kunnen laten zien dat het hier in het klein lukt, dan kan het in het groot ook.’

Fris maar niet minder rauw

Hall of Fame ziet er beter uit dan ooit tevoren. De muren zijn vers geverfd en alles is spik en span. Maar daarmee zijn ook de teksten op de muur verdwenen en de stickers op het toilet. Net als de binnenstad van Tilburg worden de rafelrandjes opgepoetst. Verdwijnt rauwheid met vernieuwing? Het korte antwoord volgens Bob: Nee. ‘Ik geloof daar niet in. Rauwheid zit ‘m in de mensen, wat er te zien en te doen is. Het gebouw is clean, maar dat betekent niet dat ons programma dat ook moet zijn. We kunnen hier het experiment opnieuw beginnen. Dus ik wil vooral zeggen tegen jonge makers: claim je plek. Ga het experiment aan.’

Als voorbeeld haalt Bob beeldend kunstenaar Jesse Fischer aan, die toevallig een paar meter verderop koffie zit te drinken. ‘Jesse kwam als jong mannetje naar de Hall of Fame en tekende beestjes. Hij heeft zich doorontwikkeld en hij hangt nu in het Brabants Museum. Dat is gekomen omdat hij voelde dat er ruimte was en wij hebben hem die ruimte geboden om dat verder te ontdekken. Dan denk ik: ja, cool.’

Vallen en opstaan

Rauwheid gaat volgens Bob nooit verdwijnen, en mag ook niet verdwijnen. ‘We hebben rauwheid nodig, andersdenkenden en niches, anders wordt alles een pot nat. Het mag schuren, je mag experimenteren, op jouw manier. Wij bieden het podium. Het hoeft niet meteen een succes te zijn, je hebt een plek nodig om te groeien, een voedingsbodem. Wat ik wil zeggen is: geef mensen een kans om te falen. We zijn allemaal groot geworden met vallen en opstaan.’

Volgens Bob durft Tilburg ook steeds meer risico’s te nemen. ‘Tilburg durft steeds meer een stad te zijn. Aan de andere kant houd ik ook van die underdogpositie, dat rauwe. Het hoeft niet allemaal af te zijn. Het moet niet te opgepoetst zijn. In Tilburg moet je voelen: hier is nog iets te doen, hier kunnen we nog experimenteren.’